Renaissance en Barok in de 15e, 16e en 17e eeuw


Renaissance in de 15e en 16e eeuw

De Bourgondische hofcultuur in de 15e en 16e eeuw is middeleeuws en ridderlijk. Aan de hoven in Italië ontstaat het Humanisme en de Renaissance (dit betekent letterlijk weder­geboorte, in dit geval van de klassieke oudheid). In de middeleeuwen staat het theocentrisme (‘de mens die op God gericht is’) centraal; met bidden en werken (‘ora et labora’) vult men zijn leven. In de Renaissance wordt de mens veel zelfbewuster en het antropocentrisme (‘de mens zelf is het middelpunt van het bestaan’) past beter in deze periode. Memento Mori (‘gedenk te sterven’) maakt plaats voor Carpe Diem (‘pluk de dag’). Het mensgerichte Huma­nisme predikt verdraagzaamheid, harmonie en naasten­liefde. Grote geldverslindende bouw­projecten van het pauselijke hof in Rome wakkeren het verzet tegen de katholieke kerk aan. Uit de reformatie ontstaat de Protestante kerk die het woord van de Bijbel belangrijker acht dan de uiterlijke verschijnvorm.

 

Barok in de 17e eeuw

De Italiaanse Barok is nauw verbonden met de Contrareformatie, het streven van de katholieke kerk haar gezag te herstellen. Kenmerkend voor de kunst in de Italiaanse Barok is de beweeg­lijkheid, de sterke contrasten tussen licht en donker, het theatraal uit­ver­groten van gebaren en emoties. De Franse Barok heeft de stijl van het absolutisme. Lodewijk de XIV gebruikt de kunsten om zijn gezag te profileren. Staatsacademies leggen voorschriften vast waaraan de kunsten moeten voldoen. Terwijl in Italie de Barok religieuze emoties stuurt, moet de Franse Barok eerbied voor de vorst afdwingen.

 

De afbeeldingen met bijbehorende tekst geven een beeld van wat er in de cursus ‘Renaissance en Barok’ wordt behandeld. De beeldende kunst, architectuur, theater, dans en muziek van elke periode worden uitgebreid behandeld via beeldmateriaal, muziek en tekst.

  

De Barok

De Barok

De Barok

Barok in de 17de eeuw.

 

De Renaissance

De Renaissance

De Renaissance

De Renaissance in 15de en 16de eeuw.

 

Beeldende kunst: humanisme

Beeldende kunst: humanisme

Humanisme

In de Renaissance stelt het humanisme de mens centraal.
De mens is zich bewust dat hij geschapen is ‘naar Gods evenbeeld’ i.p.v. een ondergeschikte positie t.o.v. God te hebben. Het begrip ‘God’ wordt steeds abstracter; hij is volmaakt en perfect, zoals ook de bol, de kubus, de cirkel en het vierkant volmaakt zijn. 

Beeldende kunst: wetenschap

Beeldende kunst: wetenschap

Wetenschap

De Renaissance kenmerkt zich door de belangstelling voor wetenschap en de wereld in het algemeen. Onderzoeksresultaten worden vast gelegd in tekeningen en de wereld wordt zo natuurgetrouw mogelijk weergegeven.

 

Beeldende kunst: ruimte en verhoudingen

Beeldende kunst: ruimte en verhoudingen

Verhoudingen

Een bijzonder probleem is de goede weergave van de ruimte en de verhoudingen van voorwerpen en mensen daarin.

 

Beeldende kunst: kenmerken (1)

Beeldende kunst: kenmerken (1)

Kenmerken (1)

Schilderkunstige kenmerken van de Renaissance zijn: harmonische verhouding, toepassing gulden snede, realistische weergave, religieuze en mythologische thema’s.

 

Beeldende kunst: kenmerken (2)

Beeldende kunst: kenmerken (2)

Kenmerken (2)

Schilderkunstige kenmerken van de Renaissance zijn: atmosferisch perspectief en lijnperspectief, licht/donkercontrast, toepassing sfumato.

 

Beeldende kunst in de barok

Beeldende kunst in de barok

Beeldende kunst in de barok

Schilderkunstige kenmerken van het maniërisme (Barok) zijn: overdreven emoties en ingewikkelde houdingen, gekunstelde mensfiguren, veel dramatiek, mythologische en religieuze onderwerpen, verwerpen van vormgeving volgens de regels van de klassieke oudheid.

 

Beeldende kunst: klassieke oudheid

Beeldende kunst: klassieke oudheid

Klassieke oudheid

In de beeldhouwkunst uit de vroege Renaissance is de invloed van de klassieke oudheid duidelijk aanwezig.
Het menselijke figuur is het centrale thema en het naakt keert terug.
Men streeft naar schoonheid en een correct weergegeven anatomie.

 

Beeldhouwkunst

Beeldhouwkunst

Beeldhouwkunst

De beeldhouwkunst van de Hoge Renaissance wordt gedomineerd door de geniale kunstenaar Michelangelo: architect, beeldhouwer, schilder, poëet en filosoof.
Navolgers van zijn stijl worden maniëristen genoemd.

 

Maniërisme

Maniërisme

Maniërisme

De beweeglijke beelden van het maniërisme hebben lichaamsassen in veel verschillende richtingen en soms bewust gewijzigde lichaamsproporties. 

Architectuur: klassieke inspiratie

Architectuur: klassieke inspiratie

Klassieke inspiratie

In de Renaissance wordt de klassieke bouwkunst niet letterlijk gekopieerd, maar de klassieke elementen zoals architraven, koepels, timpanen en zuilen worden overgenomen.

 

Architectuur: stadspaleizen

Architectuur: stadspaleizen

Architectuur: stadspaleizen

Families van aanzien laten nieuwe stadspaleizen bouwen.
Aan de buitenkant maken deze ‘palazzi’ een strenge en gesloten indruk, echter achter de muren bevindt zich een elegante patio omringd door fraaie woonvertrekken.

 

Architectuur: buitenverblijven

Architectuur: buitenverblijven

Architectuur: buitenverblijven

In de zomer verruilen de stadsbestuurders hun stadspaleis voor een villa op het platteland.
Vanuit de villa heeft men vaak een schitterend uitzicht op het omringende landgoed.

 

Architectuur: totaalconcept

Architectuur: totaalconcept

Architectuur: totaalconcept

Een overzichtelijke renaissancearchitectuur maakt plaats voor een totaalconcept waarin architectuur geïntegreerd wordt met schilder- en beeldhouwkunst.

 

Architectuur: kerken

Architectuur: kerken

Architectuur: kerken

De St. Pieter is de grootste kerk die in de Renaissance gebouwd is.
Paus Julius II geeft de opdracht tot het bouwen van deze kerk.
Een aantal grote architecten hebben zich met de bouw van deze kerk beziggehouden, zoals: Sangallo, Bramante en Michelangelo.

 

Architectuur: lengte-assen

Architectuur: lengte-assen

Lengte-assen

Opvallend is het werken met lengte-assen waarlangs de architectuur wordt verbonden met de directe omgeving. Het Sint-Pieterplein van Bernini en het complex van tuinen en het paleis in Versailles zijn hiervan grootschalige voorbeelden.

 

Dans en muziek: hoffeesten

Dans en muziek: hoffeesten

Hoffeesten

Aan het hof in de 15de en 16de eeuw vormt theater een onderdeel van de groots opgezette hoffeesten, waar het gecombineerd wordt met dans en muziek. Van zelfstandig teksttoneel is nog nauwelijks sprake.
De statige basse danse is een van de gezelschapdansen die de hovelingen zelf uitvoeren.

 

Dans

Dans

Dans

Dans neemt een belangrijke plaats in bij de groots opgezette hoffeesten aan het Franse hof. Hovelingen, maar ook Lodewijk XIV zelf, nemen actief deel aan de hofdansen.

 

Theater

Theater

Theater

In Italië worden nieuwe theaters gebouwd volgens de regels zoals die vooral door Vitruvius beschreven zijn in klassieke bronnen.

 

Theater: Commedia dell’Arte

Theater: Commedia dell’Arte

Commedia dell‘Arte

De Commedia dell’Arte ontstaat in Italië. Bij deze vorm van straattheater spelen improvisatie, acrobatiek en humor een belangrijke rol. De gezelschappen gebruiken op het toneel een beperkt aantal karakters, herkenbaar aan vaste maskers, die elk op een eigen wijze spelen.
 

Muziek: troubadours

Muziek: troubadours

Muziek: troubadours

Deze reizende musici die muziek aan het hof maken worden de troubadours of trouvares, en in Duitsland Minnesänger genoemd. Meestal zijn ze van adellijke afkomst en hebben in een klooster een goede opleiding genoten. In hun muziek klinkt het gregoriaans door, net zoals oosterse motieven die opgedaan zijn tijdens de kruistochten.

 

Muzikale vorm

Muzikale vorm

Muzikale vorm

De muzikale vorm ontwikkelt zich van Prima pratica tot Seconda pratica. Bij de ‘Prima pratica’ (oude stijl) wordt er overwegend door elkaar gezongen (polyfoon) en wordt de a-capella uitgevoerde meerstemmigheid zonder instrumentale partijen of begeleiding gespeeld. Bij de nieuwe stijl ‘Seconda pratica’ is er de monodie of eenstemmige zang met instrumentale begeleiding. 

Muziek: opera

Muziek: opera

Muziek: opera

In de eerste helft van de 17de eeuw verloopt de muzikale ontwikkeling van Monteverdi parallel aan de ontwikkeling van de Italiaanse opera, die van een hofkunst tot een meer publieke en commerciële vorm van vermaak wordt.
Het Italiaanse publiek laat zich meeslepen door theatrale aria’s.

 

Gepland

.....

Gepland

.....

Gepland

.....

Gepland

.....

 

Gepland

.....

 

Gepland

.....